In het Rijksmuseum in Amsterdam is een bijzonder voorwerp te zien: een verguld-zilveren bekken. Eeuwenlang was dit bekken eigendom van Grave, vandaar de bijnaam Graafs keteltje. Maar Graafs is het voorwerp niet, het is eigenlijk ook geen keteltje.
Het is een lavabo uit een Italiaanse kerk, die als oorlogsbuit vele zwerftochten heeft gemaakt om uiteindelijk in Grave te belanden. Totdat een Graafse burgemeester het in de 19e eeuw verkoopt. Nu, na bijna 150 jaar, verwelkomt het Stadsmuseum Grave een prachtige replica van het Graafs Keteltje.
Maximiliaan van Egmond maakt het keteltje buit in Tunis, wanneer hij als een van de aanvoerders in het leger van keizer Karel V die stad op de Turken herovert. Het keteltje is eerder door de Turken als krijgsbuit meegenomen uit het koninkrijk Napels.
Het keteltje is eigenlijk een lavabo, een wasbekken dat gebruikt wordt in de katholieke mis. De Turken maakten er een tuit aan en later in Grave volgt een opschrift en het wapen van Maximiliaan.
In het opschrift staat: dit kleynoet is by Maximiliaan ionckgreef to Bueren van der ongelovighe in Aphrica gewonnen en opte 28 Desemb. A 1536 der stat Graef gegoven.
Maximiliaan moet de stad Grave welgezind zijn geweest. Zijn grootvader Cornelis van Glymes of van Bergen (van moederskant) had in 1496 van Filips de Schone het gezag over Grave en het Land van Cuijk gekregen met als opdracht van Grave een sterke vesting te maken. De dochter van Cornelis trouwt in 1500 met Floris van Egmond, graaf van Buren, vader van Maximiliaan. Floris van Egmond krijgt het, na de dood van zijn schoonvader Cornelis, voor het zeggen in Grave en het Land van Cuijk. In 1517 wordt Floris pandheer namens Karel V en betaalt daarvoor 20.000 gulden.
Floris neemt zijn taken serieus, zijn onderdanen hebben alle reden om tevreden met hem te zijn. Hij versterkt de stad, restaureert het kasteel, herziet de rechtspraak en zorgt voor meer welvaart. Zijn zoon Maximiliaan volgt hem in 1539 op in wat ondertussen een welvarende stad moet zijn geweest.
In 1536 heeft hij zijn band met Grave bevestigd door het schenken van het keteltje. Maximiliaans dochtertje Anna, in 1533 geboren op het kasteel van Grave en dus echt Graafs, is enig erfgenaam. Ze is een rijke erfdochter als ze in 1551 haar hand schenkt aan Willem van Oranje. Anna sterft op 25-jarige leeftijd.
In het Stads museum Grave is haar verhaal te zien en te lezen. Het keteltje wordt euwenlang zorgvuldig bewaard bij een van beide burgemeester thuis (Grave had tot 1798 steeds twee burgemeesters). In 1878 verkwanselt burgemeester Mommers het aan een bevriende antiquair. Het origineel staat nu in de vaste expositie van het Rijksmuseum in Amsterdam.
De mal waarmee de replica gemaakt is.
Van ambacht en handwerk naar techniek van de 21e eeuw
Het originele keteltje is destijds gedreven: een plaat zilver is handmatig gevormd tot een kom. Daarna zijn allerlei details aangebracht. Een ambachtelijk proces met veel handwerk. Wordt de kopie ook uit een plaat zilver gedreven, dan zou deze te veel afwijken van het origineel. Daarom is voor het maken van de replica een andere techniek gekozen: de galvanotechniek. Daarbij slaat een metallische laag neer op een mal, net zoals dat gebeurt bij verchroomde bumpers of vergulde juwelen. Met galvanotechniek is een kopie bijna gelijk aan het origineel.
Het ingewikkelde maakproces van de replica door metaalrestaurator Michiel Langeveld is gefilmd door Bobcat Media en te zien in het Stadsmuseum Grave.
Replica en de documentaire zijn tot stand gekomen dankzij bijdragen van het Prins Bernard Cultuurfonds Themafonds Erfgoedvrijwilligers, het Rijksmuseum Amsterdam en de Stichting Vrienden van het Stadsmuseum Grave.
Deel dit